Thema 10 : onderwerp , naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde.

Typ het onderwerp . Typ het werkwoordelijke of naamwoordelijk gezegde. Typ achter een werkwoordelijk gezegde 1 en achter naamwoordelijk gezegde 2.
© Jan Aerts

Klik hier voor meer uitleg
krant.gif



1. De hele familie zit gezellig aan tafel.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
2. Op de radio hoorde Luk een heel mooi liedje.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
3. Wenend eet de stoute jongen zijn bord leeg.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
4. Zij is een pientere meid.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
5. Misschien wordt de grote man wel directeur.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
6. Of hij wordt eerste minister.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
7. Dan is hij de baas van het land.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
8. Iedereen moet naar hem luisteren.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
9. En de jongen zal nooit meer naar school kunnen gaan.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :
10. De kleuters willen alles weten over de poes.
Onderwerp :
ww.gez.(1) of nw.gez.(2) :